Nochtans verhaal ik u over
meer en zeeën,
diep geworteld in de tijd.
Afdwalen gaat u met mij,
naar gronden waarover u zult wateren.
Ontlast van naam en alles
dat ons scheidt.
Onderwerping komt als geroepen
,zogezegd uit mijner wil voort,
geheel ontdaan van spijt.
Op de oerplaat van de hoop
wordt u verlicht.
Door spoeling zo weer kwijt
de sporen van kopspelden
als gaatjes in het behang
een enkel daar kleurt nog,
groen, rood, geel
ook blauw en zwart/wit
ligt in mijn geheugen
aan gisteravond
de beelden aan de muur
laat ik vervagen
en sluit mijn ogen weer
met iet wat droge mond
draai ik mijn kont
de andere kant op
en woel nog wat
zat gedronken
nog lekker ronken
ik prik de dag plat
met een tint van grijs
in mijn hoofd